De ontmoeting

Met gezichten die glimmen van de zonnecrème starten mijn lief en ik de wandeling op het Griekse eiland Kýthira. De zon kleurt geel in een felblauwe hemel. We stappen stevig door in de ruige natuur op onze secuur vast geveterde bergschoenen, met in de rugzak water, stokbrood, kaas en fruit én het boekje gemaakt door een enthousiaste steward, met daarin alle wandelingen van dit eiland. Bij sommige is er onderweg een koffieplaats, of een restaurant, maar soms is er gewoon niets. Vandaag moeten we alle proviand zelf meenemen.

Afwisselend lopen we onder het groene bomenbladerdek en dan weer in de brandende zon. Halverwege de middag, wanneer ons tempo beduidend lager is, snakken we naar een slokje water. Jammer maar dat het al op is. We volgen een lange kronkelige weg die eindigt in de buitenwijk van een dorpje. Een jongen van een jaar of tien schaaft zijn heup zijdelings over de onregelmatige straatstenen. Zijn armen en benen bewegend in een onregelmatige cadans. Schonkig bonkt hij zijn spastische lijf langs scherpe stoeptreden. Zich een weg banend naar twee vrouwen in het zwart die verderop met elkaar in gesprek zijn. Daar aangekomen stoot hij een rauwe kreet uit en pakt met zijn kromgetrokken handen het zwart bekouste been van de vrouw met een grijs knotje dat strak in haar nek rust. Terwijl de vrouw hem zachtjes over zijn hoofd aait, slierten zijn snot en kwijl over haar kous. Ze glimlacht erom.

Langs hen heen lopend – we knikken wanneer de vrouwen ons groeten – komen we via een smalle straat op het dorpsplein, waar een enorme plataan van minstens twintig meter doorsnee een zonnig terras overdekt. Aan de grijsgroene stam hangen blauw gekleurde lantaarns. Zonnestralen afgewisseld met schaduwen, toveren uiteenlopende mozaïeken over de tafels en stoelen. Deze locatie stond niet in ons boekje. Er stond helemaal níets in voor vandaag. Zeker weten. Dat moet pas geopend zijn. Wij zijn wel toe aan een zit en een drankje. Ik rommel in mijn tas en zoek mijn portemonnee. Maar ach, natuurlijk er waren geen eettentjes onderweg, dus heb ik geen geld meegenomen. Mijn lief toont me zijn lege broekzakken. Wat nu, wát kunnen we doen?

Plotseling komt er een local van een jaar of zestig naar ons toe. “What is the matter?” vraagt hij aan mij. Mijn lief staat zachtjes op de achtergrond te mopperen, om die domme, oh zo Hollandse zet van ons. Portemonnee thuislaten! “We want to have a drink, but we forgot our wallet”, zeg ik timide. Is dat alles, lijkt zijn gezicht uit te drukken. Glimlachend reikt hij naar zijn kontzak, waarna hij zijn geopende portemonnee onder mijn neus spreidt met daarin een dik pak met honderdjes, vijftigjes, twintigjes, tientjes en vijfjes. “You take what you need”, zegt hij en duwt zijn volle portemonnee uitnodigend dichter onder mijn neus. Verbaasd over zoveel geld kijk ik van hem naar het aangeboden geld en weer terug. “Come on, you take what you want!” en hij trekt alvast een tientje omhoog. Afwisselend kijk ik van mijn lief naar het geld, naar deze vriendelijke Griek en naar het lokkende terras. Ik leg mijn hand op mijn hart, daarna voor mijn mond. Kan dit? Oh boy, wat zou ik graag.. . Ja, het kan bést. Wat zou ik heel graag iets te drinken hebben, nú.

Mijn dorst wint het van mijn bescheidenheid. Even later zitten we in de schaduw onder de eeuwenoude plataan. Met een koel drankje voor onze neus.

Mevrouw Daggers-de Koning
Kýthira

keyboard_arrow_leftkeyboard_arrow_right

Deel met vrienden of reisgenoten

Deel met vrienden of reisgenoten